‘Dat zouden jullie toch doen?!’
Een grote woningcorporatie en zijn energieleverancier hebben het helemaal met elkaar gehad. De verwijten gaan over en weer. De een: ‘Met de door jullie aangeleverde bestanden valt niet te werken. De ander: ‘Zeg dan duidelijk hoe jullie ze aangeleverd willen krijgen!’ De een: ‘Jullie sturen de facturen zo laat dat we de kosten niet meer aan de huurders kunnen doorberekenen.’ De ander: ‘Dat is jullie probleem, dan moet je het maar beter regelen!’ De ruzie is geboren. De corporatie wordt arrogantie verweten, de energieleverancier gebrek aan professionaliteit.
Het conflict begint flink op te lopen. Net als de claims die wederzijds op tafel komen. Die nemen toe, wederzijds. Ze zijn bedoeld als munitie in de strijd die gaande is. Het wordt opbieden: ‘Dan weet ik er ook nog wel een paar!’ Het lijkt wel olleke bolleke remisolleke. Escalatie en irritatie gaan nu hand in hand. De ander kan geen goed meer doen. De stemming is koel, vijandig zelfs. Terwijl de relatie tussen de woningcorporatie en de energieleverancier aanvankelijk zo warm en hartelijk was.
Tijd voor mediation. De advocaten van de twee partijen stellen het voor. De mediator organiseert eerst twee afzonderlijke gesprekken, om ieders kijk op het conflict te horen. Daarna een eerste gezamenlijk gesprek. Zakelijk en schematisch beginnen. Wat is er aan de hand? Welke claims liggen er? Zeg het maar. Er komt een enorme optelsom van wederzijdse verwijten en claims op tafel. En daarachter misverstanden, onjuiste interpretaties en verkeerd begrepen bedoelingen. Plus de manier waarop de twee partijen met elkaar zijn omgegaan. Stof tot nadenken.
Dan zegt in de daarop volgende bijeenkomst een van de betrokkenen: ‘Als ik het zo overzie begrijp ik het eigenlijk wel.’Er valt een stilte… En al snel vallen anderen hem bij. Ieder ziet wel in dat het zo niet meer gaat. En begrijpt ook wel hoe het zo ver heeft kunnen komen. Daarvoor is het nodig dat iemand van de betrokkenen de grootheid heeft om de cirkel, waarin ze elkaar gevangen houden, te doorbreken. En dan kan het snel gaan. ‘Zullen we het maar tegen elkaar wegstrepen, en kijken wat er dan nog overblijft? Want we weten allemaal dat het overdreven is.’
De sleutel naar een oplossing blijkt het uitspreken van ieders oorspronkelijke verwachtingen te zijn.‘Wij dachten dat jullie dat zouden doen,’ zegt de een ‘Kom op, dat is niet onze taak!’ zegt de ander. En dat gesprek kun je alsnog voeren. Alle verwachtingen uitdrukkelijk uitspreken, en ook toetsen of ze reëel zijn. Mag je dat bijvoorbeeld van de ander verwachten en vragen? De corporatie en de energieleverancier besluiten om dat gesprek te voeren. Ze gaan om tafel en bespreken ieders wensen en belangen, in alle redelijkheid. Ze nemen de tijd. En als ze echt weten wat ze van elkaar kunnen verwachten komen ze al snel tot overeenstemming.